
Zijn tuin was zijn trots. Hij had zo veel groenten en fruit dat hij niet alles zelf kon opeten. Hij maakte alles in. Wij konden gemakkelijk met vier gezinnen eten van zijn appelmoes, pruimenjam, sperziebonen, rodekool, keeltjes of walnoten.
Als we op bezoek waren geweest, en wilden wegrijden, vroeg hij altijd of we niks wilden meenemen. Dan reageerden wij altijd met een matig "Mwa, jaaa...". Niet dat we niks wilden, maar onze kelder stond al vol met bokalen vol appelmoes en jam. En de diepvries puilde uit van de bonen. Als we dan thuis kwamen en de kofferbak openmaakten merkten we dat opa altijd een kartonnen doosjes met bokaaltjes en zakjes met producten van eigen bodem in de koffer had gesmokkeld.
En nu is opa er niet meer.
Nu betrap ik me zelf er op dat ik toch stiekem iedere keer weer hoop dat er zo'n doosje in onze kofferbak zal staan...